Artikelen over: Server Side

Meta Conversions API

Stap 1: Laad de Facebook conversies API tag template vanuit de template galerij




Ga naar 'templates' in de servercontainer en klik op het 'Tag Templates' vak. Hier kan je op de 'Search Gallery' knop klikken.







Ga op zoek naar de 'Facebook Conversions API Tag' template, en klik op 'Add to workspace' wanneer je deze gevonden hebt.

https://storage.crisp.chat/users/helpdesk/website/2ae15b7ad67a2a00/image-31_1hey0r8.png)" class="csh-markdown csh-markdown-image">](<a href=https://storage.crisp.chat/users/helpdesk/website/2ae15b7ad67a2a00/image-31&lowbar;1hey0r8.png)" loading="lazy"/>



Stap 2: Facebook Conversies API tag aanmaken en configureren




Ga in de servercontainer naar 'Tags' en maak een nieuwe tag aan. Kies de 'Facebook Conversions API Tag' template als tagconfiguratie.


Om de gegevens naar de Conversies API te sturen, heb je de volgende informatie nodig:

De pixel-id waar de gegevens naar verzonden worden
Een API-toegangstoken voor interactie met de Conversies API
Een testgebeurteniscode (test_event_code) waarmee de Conversies API kan worden getest zonder dat er daadwerkelijk gegevens over de pixel worden verzameld. Dit is optioneel.



Je kan hier ook de 'Action Source' instellen als je wil.



Ten slotte wil je dat de tag geactiveerd wordt wanneer de GA4-client wordt geactiveerd.



Stap 3: Tag activeren wanneer GA4-verzoek wordt ontvangen




De makkelijkste manier om met de Facebook-tag te werken is door deze te activeren op het moment dat er een GA4-verzoek wordt verwerkt door de GA4-client.



Je moet hiervoor een aangepaste trigger aanmaken, waarbij de voorwaarde is dat 'Client Name' gelijk is aan <de GA4-clientnaam>.



Wanneer je een GA4-client aanmaakt met de naam 'GA4', ziet de trigger er als volgt uit:







Wanneer je deze trigger aan de Facebook-tag toevoegt, zal deze trigger proberen de gegevens naar Facebook te versturen op het moment dat er een GA4-event wordt opgehaald.



Stap 3.5: Voorwaardelijk triggeren (optioneel)




Het is mogelijk dat je wil dat de tag alleen getriggerd mag worden wanneer specifieke GA4-verzoeken worden ontvangen. Wellicht dat je de tag alleen wil triggeren wanneer deze een Facebook parameter bevat, of wanneer deze een bepaalde eventnaam heeft.







De bovenstaande trigger wordt alleen geactiveerd wanneer de GA4-client een verzoek ontvangt en wanneer de queryreeks van het verzoek een queryparameter heeft die begint met 'ep.x-fb-' of 'epn.x-fb-'.



'Query String' is een ingebouwde variabele die ingeschakeld kan worden in het 'Variables' gedeelte van de servercontainer.







De bovenstaande 'Lookup Table' kan worden gebruikt om de tag op zo'n manier in te stellen dat deze alleen wordt geactiveerd voor een specifieke reeks eventnamen. In de trigger van de Facebook-tag voeg je de voorwaarde toe dat deze 'Lookup Table' moet worden omgezet in de 'true' waarde om de tag te activeren.



Houdt er rekening mee dat de eventnamen moeten overeenkomen met de namen die in de GA4-webtag zijn ingesteld. Dus wanneer je een 'page_view' GA4-web event hebt die de Facebook-tag moet triggeren, moet je 'page_view' toevoegen aan je lijst van toegestane events.



Stap 4: De setup testen




Zet zowel de servercontainer als de webcontainer in de voorbeeldmodus en voer een actie uit waardoor een GA4-gebeurtenis, die is ontworpen voor de gegevensverzameling van Facebook, wordt geactiveerd in de webcontainer.



In de voorbeeldmodus van de webcontainer zou je een GA4-verzoek aan de servercontainer moeten zien. Om dit te zien, moet je ervoor zorgen dat de 'GA4 Measurement ID' hebt geselecteerd in de preview-filters in plaats van de GTM container-ID.



In de voorbeeldmodus van de servercontainer zou je een binnenkomend HTTP-verzoek moeten zien. Hierbij zou de gebeurtenisnaam die je in de GA4-webtag geconfigureerd hebt, onder het verzoek moeten worden weergegeven.







Wanneer je het verzoek selecteert, zou je een uitgaand verzoek aan Facebook moeten zien (en mogelijk ook aan GA4).







Wanneer je het Facebook-verzoek selecteert, zou je het juiste toegangstoken in de URL, de gevormde verzoektekst met alle parameters die je opgenomen hebt en een '200'-statuscode wat een succesvol verzoek aangeeft moeten zien.







Controleer ook het uitgaande verzoek aan GA4 om er zeker van te zijn dat alle parameters die u wilde uitsluiten, inderdaad zijn uitgesloten.



Ten slotte zou je op Facebook je event moeten zien binnenkomen in de testgebeurtenistool (ervan uitgaande dat je de 'test_event_code' parameter gebruikte).







Als het niet werkt, controleer dan op mogelijke error-reacties van Facebook door de verzoekdetails te openen in de voorbeeldmodus van de servercontainer.



Extra informatie








De GA4-webtag registreert de gebeurtenis


De GA4-tags die in de web browser uitgevoerd worden, verzamelen gebeurtenissen op de normale manier zoals ze tot nu al hebben gedaan. Maar in plaats van dat deze gebeurtenissen direct naar de Google Analytics servers gestuurd worden, zal je het "transport_url" veld in de GA4 Config-tag configureren. Dit zorgt ervoor dat de verzoeken naar de eigen servercontainer verzonden worden. Als dit nog niet gebeurd is, zal het stappenplan voor het opzetten van de Google Analytics 4 verbinding eerst gevolgd moeten worden.







Daarnaast zullen er nieuwe velden toegevoegd moeten worden aan de GA4-verzoeken zodat de Facebook-tag template toegang kan krijgen tot deze informatie. Dit bevat informatie zoals 'User Data' parameters en bepaalde 'Facebook custom data parameters' waarvan je wil dat de tag aan de serverzijde ze ook verzamelt.







De GA4-webtag bijwerken



Als je net begint met het werken met servercontainers, is het verstandig om de bestaande GA4-webtags te kopiëren in plaats van de functionaliteiten met de "transport_url" te vervangen. Op die manier kan je via de webtag en de servercontainer 'parallel tracken'. Je zou wel een nieuwe gegevensstroom binnen GA4 aan willen maken, specifiek voor je serverside hits.



Eventnaam



Er is een 'Event Name' veld aanwezig binnen de GA4 web tag. Je kan deze invullen hoe je maar wil en het zal werken met Facebook. Maar toch zijn er sommige eventnamen die speciale functionaliteiten hebben en automatisch naar de standaard eventnaam format van Facebook worden geconverteerd.



Hier is de lijst met eventnamen:





Wanneer je één van de namen in de linkse kolom zou gebruiken als GA4 'Event Name', zal Facebook deze converteren naar de overeenkomende waarden uit de rechtse kolom bij het verzamelen van de gegevens. Iedere andere eventnamen worden gebruikt op de manier zoals ze ingevuld worden, zonder wijzigingen vanuit Facebook bij het verzamelen van de gegevens.



Algemene parameters



Er zijn een aantal 'utility' parameters die je als GA4 event parameters kan instellen, en deze worden op een speciale manier behandeld door de Facebook tag.



event_time





De 'event_time' parameter zou pas ingesteld moeten worden op het moment dat de gegevens op de website worden verzameld. Het format is 'UNIX (epoch) time' in seconden. Oftewel, om de huidige tijdstempel met een aangepaste JavaScript-variabele te krijgen, kan dit gebruikt worden:



function() {
  return Math.round(new Date().getTime() / 1000);
}




Dit hoeft niet actief opgestuurd te worden. Als het geen deel uitmaakt van de GA4-hit, stelt de Facebook-tag eenvoudig het tijdstempel in op het moment waarop de server-side tag werd uitgevoerd.



event_id





'event_id' wordt gebruikt om identieke events te dupliceren die zijn verzameld uit meer dan één bron (bijvoorbeeld de website & de servercontainer). Dit is alleen relevant wanneer je gegevensverzameling dupliceert tussen de webpixel en de servercontainer. Als je alleen events verzamelt met één van de twee, hoef je 'event_id' niet te gebruiken.



Het event-id moet uniek zijn voor alle gebeurtenissen die moeten worden ontdubbeld. Iedere set events die ontdubbeld moeten worden, moeten een eigen unieke event-id hebben. Anders kan Facebook de gegevens niet consistent ontdubbelen.



Gegevensontdubbeling is een techniek om dubbele kopieën van herhalende gegevens te verwijderen.



Met Google Tag Manager is het relatief moeilijk om een consequent unieke event-id te creëren. Wanneer je bijvoorbeeld de variabele {{Random Number}} gebruikt als event-id in een webpixel en aan de serverzijde, dan zal dit in beide gevallen een andere variabele retourneren wanneer deze wordt aangeroepen.



Een eenvoudige manier om de event-id aan te maken, is door een willekeurige pagina-id te genereren voor elke pagina die wordt geladen en deze vervolgens samen te voegen met een volgnummer dat met één wordt verhoogd voor iedere set Facebook-events die moeten worden ontdubbeld. Een andere manier is om voor iedere set Facebook-tags die ontdubbeld moeten worden een event met een willekeurige en unieke event-id naar 'dataLayer' te pushen. Op die manier kunnen de Facebook-hits (die ontdubbeling vereisen) op het event worden geactiveerd en de event-id in het gepushte object gebruikt worden.



page_location





'page_location' wordt automatisch opgehaald van de URL van de pagina, maar toch kan deze overschreven worden met een aangepaste waarde zoals in de bovenstaande screenshot. Dit wordt dan verzameld als 'event_source_url' door de Facebook-tag aan de serverzijde.



action_source





De 'action_source' kan op de volgende onderdelen ingesteld worden:

email
website
app
phone_call
chat
physical_store
system_generated
other



Dit veld is optioneel en specificeert de context van de hit, oftewel waar de conversie plaatsvond.



Je kan de action source ook configureren in de Facebook-tag aan de serverzijde. Wanneer je de 'action_source' verzendt, overschrijft deze de taginstelling aan de serverzijde.



Gebruikersgegevensparameters



Met de juiste toestemming en/of andere gecontroleerde juridische uitgangspunten, kan je ook parameters van gebruikersgegevens naar Facebook sturen om de conversie te matchen met de gebruiker die de actie heeft uitgevoerd.



Zorg er voor dat je het wettelijke recht hebt om persoonsgegevens van eindgebruikers naar Facebook te sturen. Volg de onderstaande instructies niet blindelings - zorg ervoor dat je het recht op privacy van gebruikers niet schendt.



Om ervoor te zorgen dat parameters voor gebruikersgegevens werken in de instellingen aan de serverzijde, moet het volgende veld toegevoegd worden aan de gebeurtenisparameters van de GA4-tag die de gebruikersgegevens verzendt:





Stel de veldnaam in op 'first_party_collection' en de waarde op 'true'.



IP-adres gebruiker & User-Agent string


Als je wil, kan je het het IP-adres en de User-Agent overschrijven die naar Facebook zijn verzonden met behulp van de GA4-webtag. Dit is een goede manier om het verzoek te anonimiseren als je niet wilt dat Facebook het IP-adres en de User-Agent van de gebruiker kan gebruiken.





Om het IP-adres te overschrijven, moet het 'ip_override' veld ingesteld worden. En om de User-Agent te overschrijven, moet het 'user_agent' veld ingesteld worden. Als je deze velden niet overschrijft, stuurt de tag aan de serverzijde het daadwerkelijke IP-adres en de User-Agent van de gebruiker door naar Facebook om te helpen bij het matchen van gebruikers.



Gebruikersgegevensparameters in het algemene gebeurtenisschema


Je kan ook expliciet persoonlijke data over gebruikers naar Facebook sturen. De serverzijde tag husselt de gegevens door elkaar, zodat Facebook de data nooit in een leesbaar format ontvangt.



Als de gegevens al door elkaar zijn gehusseld wanneer ze met de GA4-tag worden verzonden, zal de Facebook-tag deze niet opnieuw husselen.



Dit zijn de parameters waar dit op ingesteld kan worden:

user_data.email_adress
user_data.phone_number
user_data.address.first_name
user_data.address.last_name
user_data.address.city
user_data.address.region
user_data.address.postal_code
user_data.address.country



Dit is hoe het er in de GA4-webtag uit zou zien:





Facebook-specifieke parameters


Er zijn ook een aantal Facebook-specifieke parameters die ingesteld kunnen worden. Deze worden niet automatisch door elkaar gehusseld.

ParameternaamBeschrijving
x-fb-ud-geGeslacht van gebruiker (husselen is nodig)
x-fb-ud-dbGeboortedatum gebruiker (husselen is nodig)
x-fb-ud-external_idExterne ID (husselen wordt aanbevolen)
x-fb-ud-subscription_idAbonnement ID (mag niet gehusseld worden)
x-fb-ck-fbpDe '_fbp' cookiewaarde. Zie hieronder.
x-fb-ck-fbcDe '_fbc' cookiewaarde. Zie hieronder.



Je kan de '_fbp' en '_fbc' cookiewaarden verzenden met de bovenstaande vermelde parameters. Als je deze niet expliciet instelt, en de gebruiker heeft die cookies in zijn of haar browser, en het tagging-eindpunt aan de serverzijde is first-party, dan zal de Facebook-tag automatisch de cookiewaarden uit de cookies van de gebruiker lezen.



Zo komen sommige van deze parameters er uit te zien in de GA4-event tag:





Aangepaste gegevensparameters



Aangepaste gegevensparameters kunnen ook naar Facebook verzonden worden door ze in te stellen als velden in de GA4-webtag.



Algemene parameters


Er zijn een aantal algemene parameters die kunnen worden ingesteld in de GA4-webtag. De tag aan de serverzijde van Facebook kan deze lezen en naar Facebook verzenden.

GA4 parameterGeconverteerd door de Facebook tagBeschrijving
currencycurrencyValutacode van de transactie
valuevalueTotale waarde van de transactie
search_termsearch_stringZoekopdracht waarmee de gebruiker op de site kwam
transaction_idorder_idUnieke order-id


Zo zien deze parameters er uit in de GA4-event tag:





Artikelen


Als je e-commerce gegevens op GA4 verzamelt beschik je wellicht al over een 'items' array. De Facebook-tag kan aan de serverzijde automatisch de inhoud van deze 'items' array overnemen en er een 'contents' array van maken.



Dit is hoe het mappen wordt gedaan:


Intoetsen 'items'Mappen in 'contents'Beschrijving
item_ididArtikel-id
item_nametitleArtikeltitel of -naam
priceitem_priceArtikelprijs
item_brandbrandLabel van het artikelmerk
quantityquantityAantal items in de event
item_categorycategoryLabel van de artikelcategorie



Dit is verreweg de makkelijkste manier om de 'contents' array te bouwen. Je kan ook de 'contents' array verzenden een aangepaste parameter genaamd 'x-fb-cd-contents'.





Facebook-specifieke aangepaste gegevensparameters


Je kan ook een aantal aangepaste gegevensparameters specifiek voor Facebook verzenden. Dit zijn:

ParameterBeschrijving
x-fb-cd-content_categoryContent categorie
x-fb-cd-content_idsContent ID's
x-fb-cd-content_nameContent naam
x-fb-cd-content_typeContent type
x-fb-cd-contentsContentmatrix
x-fb-cd-num_itemsAantal stuks
x-fb-cd-predicted_ltvVoorspelde levenslange waarde
x-fb-cd-statusStatus
x-fb-cd-delivery_categoryBezorgingscategorie


Hier is een voorbeeld van hoe deze parameters er uit zien in de GA4-events tag:





Gebeurteniscode testen



Wanneer je het Conversions API eindpunt test, kan je de 'test_ event_code' parameter gebruiken om hits op je Facebook account te verzamelen inclusief aanvullende foutopsoringsinformatie.



Je kan ook de 'test_event_code' parameter in de GA4-webtag instellen. Het enige wat je dan hoeft te doen, is de parameter op de volgende manier in te stellen:





Het kan echter eenvoudiger zijn om de 'test_event_code' parameter in de Facebook-tag aan de serverzijde te configureren.



GA4-client wordt uitvoeren in de servercontainer



Wanneer het 'transport_url' veld van de GA4-webtag opgezet is om het naar het eindpunt van je serverzijde te verwijzen, ontvangt het eindpunt een GA4-verzoek wanneer een dergelijke tag op de website wordt geactiveerd.



Als het eindpunt aan de serverzijde geen GA4-client heeft geconfigureerd, zal de aanvraag mislukken met een '400' foutmelding.



Dit zou voldoende moeten zijn om het eindpunt aan je serverzijde de inkomende GA4-verzoeken te laten claimen en ze te verwerken in de indeling die vereist is voor de Facebook-tag.



Wijzig GA4-tags aan de serverzijde



Omdat je nieuwe parameters toevoegt aan de GA4-webtag, is het mogelijk dat je ze niet gelijk ook naar GA4 wil sturen. Dit geldt met name voor alle vooraf ingestelde 'x-fb-' parameters.



De GA4-tag aan de serverzijde verzendt geen parameters voor gebruikersgegevens (de parameters die beginnen met 'user_data'). Wanneer je dus een niet-gehusseld email adres als 'user_data.email_address' parameter naar je servercontainer stuurt, wordt deze niet verwerkt door de GA4-tag aan de serverzijde.



Maar voor alle andere parameters moet je de parameters die je wil uitsluiten toevoegen aan de respectieve instelling van je GA4-tag(s) aan de serverzijde.



Als voorbeeld, kan je op onderstaande screenshot zien dat de 'x-fb-cd-ge' (voor geslacht), de 'x-fb-cd-db' (voor geboortedatum) en 'x-fb-cd-content_type' (voor content type) niet naar GA4 gestuurd worden:





De beste manier om een ​​lijst met parameters te krijgen die door de GA4-client worden verwerkt, is door de voorbeeldmodus van de servercontainer te bekijken en met name het tabblad 'Event Data' voor alle gebeurtenissen die een GA4-tag activeren.





Hierboven kan je zien hoe de drie 'x-fb-...' parameters gegenereerd zijn door de GA4-client, deze moeten dus toegevoegd worden aan de uitsluitingslijst in de GA4-tag aan de serverzijde.

Bijgewerkt op: 05/06/2024

Was dit artikel nuttig?

Deel uw feedback

Annuleer

Dankuwel!